Beroepsprocedure

Beroepsprocedure

ARTIKEL 1

De beroepsprocedure staat open tegen besluiten van het bestuur als bedoeld in:

  1. artikel 3,.4 (niet toelating als lid) en 5.4 (ontzetting uit het lidmaatschap) van de statuten, en
  2. artikel 4.5 (door het bestuur jegens een lid genomen maatregelen) van de statuten en
  3. artikel 14.1 (besluit bij geschillen en klachten) van de statuten en artikel 10 van hoofdstuk 7 van het
    huishoudelijk reglement (geschillen- en klachtenprocedure)

In de sub a vermelde situatie dient het betrokken lid binnen één maand na ontvangst van de
kennisgeving in hoogste instantie in beroep te gaan bij het College van Beroep.
In de sub b vermelde situatie dient het betrokken lid binnen één maand na ontvangst van de
kennisgeving in beroep te gaan bij het College van Beroep.
In de sub c vermelde situatie hebben zowel de klager als de beklaagde binnen één maand na
dagtekening van het afschrift van de uitspraak van het bestuur, zoals vermeld in Hoofdstuk 7 artikel
10, het recht hoger beroep in te stellen bij het College van Beroep.
Bij ontstentenis van het College van Beroep staat beroep open bij de algemene ledenvergadering.

ARTIKEL 2
  1. Degene die in hoger beroep is gegaan wordt hierna genoemd: de appellant. In de in artikel 1 sub a en b vermelde situatie is het bestuur tevens de wederpartij.
  2. Ingeval van een beroep als vermeld in artikel 1 sub c neemt het College van Beroep het beroep in behandeling nadat de appellant een vergoeding aan de vereniging heeft betaald. Deze vergoeding bedraagt € 150,= indien de appellant een (aspirant-)cliënt van een lid van de vereniging is. Deze vergoeding bedraagt € 1.500,= indien de appellant geen (aspirant-)cliënt van een lid van de vereniging is. Indien het College van Beroep het ingestelde beroep geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, moet de wederpartij van de appellant een bedrag ter hoogte van deze vergoeding aan de appellant betalen.
  3. Het door de appellant in drievoud in te dienen beroepsschrift dient behoorlijk gemotiveerd te zijn.
  4. Een kopie van het hiervoor genoemde afschrift van de uitspraak van het bestuur moet worden bijgevoegd.
  5. De appellant is verplicht de in lid 2.2 van dit artikel bedoelde vergoeding aan de vereniging te betalen binnen één maand nadat hij het beroep bij het College van Beroep heeft ingesteld.
    Indien de vergoeding niet binnen deze termijn aan de vereniging is betaald, is het College van Beroep niet bevoegd om het beroep in behandeling te nemen. Betaling van de vergoeding na deze termijn doet de bevoegdheid van het College van Beroep om het beroep in behandeling te nemen niet herleven.
ARTIKEL 3

Het College van Beroep geeft van een ingesteld beroep onverwijld kennis aan de wederpartij van de appellant alsmede aan het bestuur. Het College van Beroep doet geen uitspraak alvorens de appellant en de wederpartij zijn gehoord, althans behoorlijk in de gelegenheid zijn gesteld om te worden gehoord.

ARTIKEL 4

Het College van Beroep is te allen tijde bevoegd bij derden inlichtingen te winnen. De leden van de vereniging en hun medewerkers, alsmede het in dienst van de vereniging werkzame personeel zijn verplicht de gevraagde inlichtingen naar vermogen te verstrekken.

ARTIKEL 5

Het College van Beroep is bevoegd bij een mondelinge behandeling de appellant, de wederpartij, het bestuur, getuigen, deskundigen en in het algemeen leden van de vereniging alsmede hun medewerkers te horen. De leden van de vereniging zijn verplicht, indien daartoe uitgenodigd, met hun medewerkers in persoon te verschijnen.

ARTIKEL 6

De appellant en de wederpartij dienen, in geval van een mondelinge behandeling, in persoon te verschijnen doch kunnen indien omstandigheden daartoe aanleiding geven, zich door een schriftelijk gevolmachtigde doen vertegenwoordigen. Ingeschreven advocaten, alsmede notarissen behoeven geen schriftelijke volmacht om te vertegenwoordigen. De appellant en de wederpartij kunnen zich doen bijstaan door een raadsman

ARTIKEL 7

Indien de appellant en de wederpartij weigert, na daartoe opgeroepen te zijn, persoonlijk voor het College van Beroep te verschijnen, dan wel weigert op hem gestelde vragen behoorlijk te antwoorden, of de behandeling van de klacht op enigerlei wijze bemoeilijkt, zal het College van Beroep daarmee rekening houden.

ARTIKEL 8
  1. Het College van Beroep zal binnen 2 maanden nadat aan alle voorgaande voorwaarden is voldaan, in een zitting bij elkaar komen en een beslissing nemen over het ingestelde beroep.
  2. Het College van Beroep is vrij in het vaststellen van de procesgang. De uitspraken van het College van Beroep moeten met redenen omkleed zijn.
ARTIKEL 9

Een uitspraak van het College van Beroep wordt in afschrift onverwijld, gedagtekend en aangetekend verzonden aan:

  1. de appellant;
  2. de wederpartij;
  3. het bestuur.
ARTIKEL 10

Maatregelen kunnen desgewenst geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk opgelegd worden. De inhoud van de voorwaarden, alsmede de termijn waarbinnen aan de voorwaarden moet zijn voldaan, wordt in de uitspraak omschreven.

ARTIKEL 11
  1. Het bestuur draagt zorg voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregelen.
  2. De tenuitvoerlegging geschiedt eerst nadat de beslissing onherroepelijk is geworden.
ARTIKEL 12

Het College van Beroep kan indien zij een van de voornoemde maatregelen geheel of gedeeltelijk aan het aangeklaagde lid oplegt, bepalen, dat de op de behandeling van de zaak vallende kosten, die ten laste van de vereniging komen, geheel of gedeeltelijk door het betreffende lid aan de vereniging moeten worden betaald. In de uitspraak wordt de grootte van het verschuldigde bedrag bepaald, alsmede de wijze waarop en de termijn waarbinnen dit bedrag betaald moet worden.

ARTIKEL 13

Tegen besluiten en uitspraken van het College van Beroep, met uitzondering van besluiten in het kader van de artikelen 3.4 en 5.4 van de statuten, staat de betrokken partij(en) binnen één maand na ontvangst van de kennisgeving van het besluit casu quo de uitspraak, in hoogste instantie beroep op de algemene ledenvergadering open.

ARTIKEL 14
  1. Degene die in hoger beroep is gegaan bij de algemene ledenvergadering wordt hierna genoemd: de appellant. In de in artikel 1 sub a en b vermelde situatie is het bestuur tevens de wederpartij.
  2. Ingeval van een beroep op de algemene ledenvergadering neemt de algemene ledenvergadering het beroep in behandeling nadat de appellant een vergoeding aan de vereniging heeft betaald. Deze vergoeding bedraagt € 150,= indien de appellant een (aspirant- )cliënt van een lid van de vereniging is. Deze vergoeding bedraagt € 1.500,= indien de appellant geen (aspirant)cliënt van een lid van de vereniging is. Indien de algemene ledenvergadering het ingestelde beroep geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, moet de wederpartij van de appellant een bedrag ter hoogte van deze vergoeding aan de appellant betalen.
  3. Het door de appellant in drievoud in te dienen beroepsschrift dient behoorlijk gemotiveerd te zijn.
  4. Een kopie van het hiervoor genoemde afschrift van de uitspraak van het College van Beroep moet worden bijgevoegd.
  5. De appellant is verplicht de in lid 14.2 van dit artikel bedoelde vergoeding aan de vereniging te betalen binnen één maand nadat hij het beroep bij de algemene ledenvergadering heeft ingesteld. Indien de vergoeding niet binnen deze termijn aan de vereniging is betaald, is de algemene ledenvergadering niet bevoegd om het beroep in behandeling te nemen. Betaling van de vergoeding na deze termijn doet de bevoegdheid van de algemene ledenvergadering om het beroep in behandeling te nemen niet herleven.
ARTIKEL 15

De directeur geeft namens de algemene ledenvergadering van een ingesteld beroep onverwijld kennis aan de wederpartij van de appellant alsmede aan het bestuur. De algemene ledenvergadering doet geen uitspraak alvorens de appellant en de wederpartij zijn gehoord, althans behoorlijk in de gelegenheid zijn gesteld om te worden gehoord.

ARTIKEL 16

De algemene ledenvergadering is te allen tijde bevoegd bij derden inlichtingen te winnen. De leden van de vereniging en hun medewerkers, alsmede het in dienst van de vereniging werkzame personeel zijn verplicht de gevraagde inlichtingen naar vermogen te verstrekken.

ARTIKEL 17

De algemene ledenvergadering is bevoegd bij een mondelinge behandeling de appellant, de wederpartij, het bestuur, getuigen, deskundigen en in het algemeen leden van de vereniging alsmede hun medewerkers te horen. De leden van de vereniging zijn verplicht, indien daartoe uitgenodigd, met hun medewerkers in persoon te verschijnen.

ARTIKEL 18

De appellant en de wederpartij dienen, in geval van een mondelinge behandeling, in persoon te verschijnen doch kunnen indien omstandigheden daartoe aanleiding geven, zich door een schriftelijk gevolmachtigde doen vertegenwoordigen. Ingeschreven advocaten, alsmede notarissen behoeven geen schriftelijke volmacht om te vertegenwoordigen. De appellant en de wederpartij kunnen zich doen bijstaan door een raadsman.

ARTIKEL 19

Indien de appellant en de wederpartij weigert, na daartoe opgeroepen te zijn, persoonlijk voor de algemene ledenvergadering te verschijnen, danwel weigert op hem gestelde vragen behoorlijk te antwoorden, of de behandeling van de klacht op enigerlei wijze bemoeilijkt, zal de algemene ledenvergadering daarmee rekening houden.

ARTIKEL 20
  1. De algemene ledenvergadering zal binnen 2 maanden nadat aan alle voorgaande voorwaarden is voldaan, in een zitting bij elkaar komen en een beslissing nemen over het ingestelde beroep.
  2. De algemene ledenvergadering is vrij in het vaststellen van de procesgang. De uitspraken van de algemene ledenvergadering moeten met redenen omkleed zijn.
ARTIKEL 21

Een uitspraak van de algemene ledenvergadering wordt in afschrift onverwijld, gedagtekend en aangetekend verzonden aan:

  1. de appellant;
  2. de wederpartij;
  3. het bestuur.
ARTIKEL 22

Maatregelen kunnen desgewenst geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk opgelegd worden. De inhoud van de voorwaarden, alsmede de termijn waarbinnen aan de voorwaarden moet zijn voldaan, wordt in de uitspraak omschreven.

ARTIKEL 23
  1. Het bestuur draagt zorg voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregelen.
  2. De tenuitvoerlegging geschiedt eerst nadat de beslissing onherroepelijk is geworden.
ARTIKEL 24

De algemene ledenvergadering kan indien zij een van de voornoemde maatregelen geheel of gedeeltelijk aan het aangeklaagde lid oplegt, bepalen, dat de op de behandeling van de zaak vallende kosten, die ten laste van de vereniging komen, geheel of gedeeltelijk door het betreffende lid aan de vereniging moeten worden betaald. In de uitspraak wordt de grootte van het verschuldigde bedrag bepaald, alsmede de wijze waarop en de termijn waarbinnen dit bedrag betaald moet worden.

ARTIKEL 25

Tegen besluiten en uitspraken de algemene ledenvergadering staat geen beroep open.

ARTIKEL 26

Alle geschillen, gerezen over de uitlegging of de uitvoering van dit reglement, daarop gegronde reglementen, nader vast te stellen reglementen, besluiten van de algemene ledenvergadering, alsmede geschillen omtrent de voldoening door de leden aan verplichtingen, worden bij uitsluiting van de gewone rechter, voor zover niet opgedragen aan het bestuur en/of het College van Beroep, onderworpen aan het oordeel van de algemene ledenvergadering, die bij wege van bindend advies haar oordeel geeft.
De partijen bij het geschil zijn gehouden zich onvoorwaardelijk aan dit oordeel te onderwerpen. De kosten van het geding kunnen geheel of gedeeltelijk ten laste van de in het ongelijk gestelde partij(en) worden gebracht; daaromtrent wordt eveneens door de algemene ledenvergadering bij haar uitspraak beslist.

Uw belangen, onze missie.